Bommetje Bob ontploft!
Bob is een negenjarige jongen die een jaar geleden van school is gewisseld. Op zijn oude school had hij veel vrienden en had hij het naar zijn zin, maar sinds hij op zijn nieuwe school zit, loopt het niet lekker. Bob heeft niet zo snel vrienden gemaakt als hij gehoopt had en heeft het gevoel dat hij gepest wordt. Bob kan op die momenten ‘ontploffen’ en fysiek worden naar andere kinderen. Dat kinderen vervolgens roepen: ‘Bommetje Bob, Bommetje Bob ontploft!’ helpt natuurlijk niet en maakt Bob alleen maar bozer. Doordat Bob degene is die dan straf krijgt, heeft hij het gevoel dat ook de juf en meester tegen hem zijn. Bob en zijn ouders willen graag dat Bob beter leert omgaan met zijn emoties en dat hij deze handiger leert uiten.
Waar komt het vandaan?
Om te weten waar de boosheid vandaan komt, is het belangrijk om te weten wat boosheid precies is en wat er gebeurt als je boos bent. We starten de begeleiding daarom met psycho-educatie. Ik vertel Bob wat emoties zijn en waarom emoties soms wel en soms niet handig zijn. Het spreekt natuurlijk veel meer tot de verbeelding als hij kan zien wat emoties zijn en wat die voor gedrag kunnen veroorzaken. Op mijn aanraden kijkt Bob met zijn ouders de film Inside out (Binnenstebuiten, Pixar 2015). Belangrijk is dat Bob weet dat je boos mag zijn, maar dat je er handig en minder handig mee om kunt gaan.
Nu Bob weet wat boosheid is, gaan we kijken naar wat hem boos maakt. Zelf zegt hij dat het vooral de kinderen zijn die hem uitdagen. Ze zeggen flauwe dingen tegen hem, bijvoorbeeld over zijn bril of ze lachen als hij struikelt bij gym. Bob vertelt dat hij er niet tegen kan dat ze hem uitlachen en hij voelt zich dan dom. Hij zegt dat zijn vulkaan dan begint te borrelen en dat hij voelt dat het nog maar heel even duurt voordat hij gaat uitbarsten… Dit moment is het moment waarop Bob moet leren kiezen voor handig of onhandig boos worden. Boos worden mag, maar wat kan je op zo’n moment doen zodat je niet gaat slaan of schelden en dus straf krijgt?
Samen oplossingen bedenken
Bob weet zelf een aantal hele goede oplossingen te bedenken, zoals negeren, weglopen, naar de juf gaan als ze niet ophouden en vervolgens een rustig plekje opzoeken om de boosheid te laten zakken. Ook probeert hij helpende gedachten te gebruiken zoals: ‘Laat ze maar kletsen, ik gun ze het lolletje niet dat ze straks weer Bommetje Bob kunnen roepen’. Aan de hand van een boosheidsthermometer houdt Bob een aantal weken bij hoe het gaat met zijn boosheid en of hij nog steeds zo enorm boos wordt als eerst. De helpende gedachte helpt hem om rustig te blijven en aan het handig boos worden te denken. Bob merkt dat hij de kinderen die flauw doen beter kan negeren, ‘want dan vinden ze het niet meer leuk!’, is zijn conclusie.
Na een aantal weken oefenen gaat het een stuk beter zien ouders, leerkrachten en Bob zelf. Hij merkt dat kinderen het leuker vinden om met hem te spelen en hem eigenlijk best aardig vinden. Hij heeft zelfs al een keer een speelafspraak gehad en dat geeft hem veel zelfvertrouwen. Bommetje Bob is verdwenen en komt wat Bob betreft ook niet meer terug!
Britt de Vries (Orthopedagoog)