8% van de basisschoolleerlingen en 10-20% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft last van faalangst. Door faalangst kan je kind geremd worden in de ontwikkeling en vastlopen in het dagelijks functioneren. Hoe kun je als ouder je kind het beste helpen en wat kun je beter niet doen? In dit artikel geven wij een aantal tips.
Waar komt faalangst vandaan?
Faalangst kan op verschillende manieren ontstaan. Door erfelijke aanleg is het ene kind gevoeliger voor angst dan het andere kind. Kinderen die van nature onzekerder zijn hebben meer kans op het ontwikkelen van faalangst. Het kan zijn dat je als ouder zelf last hebt van faalangst en jouw kind dit gedrag onbewust kopieert.
Een veel voorkomende oorzaak van faalangst is dat je kind een hoge druk ervaart om te presteren. Dit kan komen doordat je als ouder (onrealistische) verwachtingen hebt van je kind of veel nadruk legt op prestaties en perfectie. Het kan ook zijn dat je kind zichzelf druk oplegt om te presteren door de lat hoog te leggen.
Faalangst wordt vaak veroorzaakt door een laag zelfbeeld. Als jouw kind een laag zelfbeeld heeft is het ervan overtuigd dat het gaat falen. Als dit vervolgens ook gebeurt, schrijft je kind het falen aan zichzelf toe. Je kind kan bijvoorbeeld de overtuiging hebben dat het niet goed genoeg is, bepaalde dingen niet kan of dom is. Het hebben van een functiebeperking zoals dyslexie, autisme of een visuele beperking, kan ervoor zorgen dat je kind sneller twijfelt aan zichzelf en het eigen kunnen. Het zelfvertrouwen kan ook zijn aangetast doordat je kind is gepest op school of niet bij een bepaalde groep hoort.
Wat kun je als ouder doen tegen faalangst?
1. Maak faalangst bespreekbaar
Als je vermoedt dat jouw kind last heeft van faalangst is het belangrijk dat je dit niet negeert maar het gesprek aangaat. Kinderen met faalangst schamen zich vaak en proberen hun angst te verbergen. Investeer in jullie vertrouwensband en probeer erachter te komen waar je kind precies bang voor is. Laat merken dat je wilt helpen en denk na over hoe je dit bespreekbaar maakt.
2. Fouten maken mag
Het is geruststellend voor je kind om te weten dat fouten maken in het leven normaal is en dat je daar juist van kunt leren en groeien. Wij raden aan om dit mee te geven in de opvoeding. Je kunt het goede voorbeeld geven door je eigen fouten of blunders zichtbaar te maken en te benadrukken wat je hiervan hebt geleerd.
3. Wat heb je het goed gedaan
Als ouder doe je er goed aan niet alleen de prestaties van je kind te waarderen maar ook de inzet. Toon je waardering als je kind iets doet wat het spannend vindt, ook als het niet perfect gaat. Je kunt zelf het goede voorbeeld geven door dingen te doen waar je tegenop ziet. Als je kind in paniek raakt omdat het iets niet kan, kun je deze aanmoedigen door te zeggen ‘je kan het nóg niet’, waarmee je je vertrouwen geeft dat het na oefenen wel lukt.
4. Focus op wat je kind zelf kan
Een kind met faalangst heeft de neiging om te benadrukken waar het niet goed in is en wat er fout kan gaan. Benadruk waar je kind wel goed in is en wat er goed gaat. Laat je kind zoveel mogelijk zelf dingen oplossen en kiezen. Hierdoor groeit het zelfvertrouwen en wordt de angst om te falen kleiner. Wees op de achtergrond aanwezig om je kind te ondersteunen bij het vinden van oplossingen.
5. Adem in en uit
Een kind met faalangst maakt zich uren of dagen voor de situatie druk en heeft een negatief scenario in het hoofd met gedachten als ‘het lukt niet, ik kan het toch niet’. Door een hoog stressniveau werken de hersenen niet goed en zo wordt de kans dat het niet lukt ook steeds groter. Een paar minuten diep in- en uitademen kan helpen om tot rust te komen. Oefen dit samen zodat je kind het in spannende situaties zelf kan toepassen. Zorg dat je kind voldoende lichaamsbeweging en afleiding krijgt, dit verlaagt het stresshormoon cortisol.
6. Investeer in een goede voorbereiding
Faalangst steekt vaak de kop op in onbekende situaties. Door vooraf grip te krijgen op de situatie zal het zelfvertrouwen van je kind groeien en is de kans op slagen groter. Help je kind te investeren in een goede voorbereiding. Help bij de planning van onbekende taken, het aanbrengen van structuur en breek taken op in kleine stukjes. Hierdoor worden problemen overzichtelijker. Met een visualisatie oefening kan je kind in gedachten oefenen met spannende situaties en het positieve resultaat voorstellen. Een voorbeeld van een dergelijke oefening:
Ga in gedachten terug naar een situatie waarin iets lukte en je je sterk en krachtig voelde. Bijvoorbeeld die keer dat je een 9 haalde voor een repetitie of toen de juf zei dat je alle sommen goed had gemaakt. Probeer je levendig voor te stellen wat je dacht, voelde en deed. Probeer deze situatie op te roepen in een stressvolle situatie, waarin je faalangst voelt.
7. Leer faalangst relativeren
Leer je kind relativeren door samen lastige situaties door te nemen en te bedenken wat het allerergste is dat kan gebeuren. Laat je kind het meest verschrikkelijk scenario bedenken. Hoe groot is de kans dat dit gaat gebeuren? Door dit samen te oefenen leert je kind rationeel denken.
8. Wat kun je beter niet doen?
Een kind met faalangst gaat vaak moeilijke situaties uit de weg om zo gevoelens van angst te vermijden. Het is belangrijk spannende situaties juist actief op te zoeken. Ga als ouder niet in op vlucht- of vermijdingsgedrag en neem je kind geen taken uit handen, maar zorg ervoor dat je kind de angst aangaat. Je kind leert dan omgaan met spanning en het zelfvertrouwen groeit hiervan. Biedt je kind wel de steun en hulp die het nodig heeft om het aan te kunnen.
Tot slot: een leuke oefening.
Maak samen met je kind twee doosjes. Op de ene schrijf je ‘falen/ mislukken’ en op de andere ‘leren’. Laat je kind 1 of meerdere dingen in het rood op een papiertje schrijven die het als falen of mislukken heeft ervaren. Dit papiertje stopt je kind in de doos ‘falen/mislukken’. Laat je kind daarna een ‘ervaring’ uit de doos ‘falen/ mislukken’ pakken. Laat je kind in het groen op een nieuw papiertje schrijven wat het hiervan heeft geleerd en wat deze de volgende keer anders kan doen om wel het gewenste resultaat te krijgen. Bespreek dit met je kind op een positieve manier. Dit papiertje stopt je kind in de doos ‘leren’. Nadat de leerervaring eruit is gehaald, kan je kind het papiertje ‘falen/mislukken’ verscheuren en in de lucht gooien. Ruim na afloop van de hele oefening de papiertjes op, zodat je kind niet weer met de ‘mislukkingen’ wordt geconfronteerd. Als je kind in de toekomst voor diens gevoel heeft gefaald, dan kan je de doosjes weer tevoorschijn halen en deze oefening herhalen. Je kind leert dan dat er uit elke ‘mislukking’ een leermoment komt en dat ook dat waardevol is.